In de vruchtwisseling kies ik er voor om op een aantal bedden in de roulatie geen groenten te verbouwen. De overweging hierbij is dat ik de grond tot ‘rust’ wil laten komen. Rust in het even niet telen van gewassen ter consumptie. Dat betekent overigens niet dat er niets groeit, want een stuk grond braak laten liggen is niet in het belang van de grond zelf (*); immers als de natuur de kans krijgt zal ze deze proberen af te dekken door allerlei ‘onkruid’ op te laten komen. Dit feit alleen al geeft aan dat ik er dus voor moet zorgen dat eigenlijk ten allen tijden de grond min of meer bedekt is. Nu zou ik inderdaad kunnen wachten op het ‘onkruid’, maar de optie die ik ga toepassen is het aanplanten van groenbemesters.
Overweging: al in Vruchtwisseling gaf ik aan dat ‘onkruid’ mogelijk ook gezien kan worden als een middel van de natuur om de grond te herstellen. Is het in dit opzicht dan niet juist beter om de natuur haar gang te laten gaan? Antwoord: ja, in die zin dat naar mijn idee de natuur het beter weet dan wij. Ik heb hier echter te maken met een praktisch bezwaar, zijnde de regels van de volkstuinverening. Er wordt van iedere tuinder verwacht dat deze zijn of haar tuintje ‘netjes’ houdt en dat betekend dus vrij van ‘onkruid’ houden(*). |
Mijn stelling is dat een ‘onkruid’ opkomt op het moment dat de omstandigheden daar rijp voor zijn. Ieder ‘onkruid’ en wat dat betreft iedere plant, heeft een bepaalde kwaliteit. Afhankelijk van de staat van de grond en de omstandigheden zal een ‘onkruid’ opkomen om met die aanwezige kwaliteit, de staat van de grond in die omstandigheden te compenseren(*). In de situatie van een moestuin kun je dan, naar mijn idee, spreken van herstellen.
Dit natuurlijk principe kunnen we simuleren door het gebruik van groenbemesters. Nu moet ik wel opmerken, dat het gebruik maken van groenbemesting, enerzijds is gedaan op basis van de aanname, dat door het telen van gewassen de grond wordt uitgeput maar anderzijds ook vanuit de praktijk, waarin groenbemesting een veelgebruikte methode is om deze uitgeputte grond te herstellen. Op dit moment ben ik nog niet in staat om te beoordelen of een groenbemester daadwerkelijk het juiste middel is voor een gegeven situatie. Tot die tijd volg ik de beschreven methode, daar het mij, met inachtneming van de beperkingen van de verschillende typen groenbemesters, in ieder geval niet schadelijk lijkt.
De algemene werkwijze is dat groenbemesters worden gezaaid wanneer een stuk grond voor langere tijd braak komt te liggen. Zodra de grond dan weer gebruikt gaat worden voor consumptieteelt, wordt voorafgaand de groenbemester ondergewerkt in de bovenlaag. Ook kan ervoor gekozen worden om, naast het onderwerken, het gewas een keer te maaien en het maaisel te composteren. In beide gevallen wordt de groenbemester aan de grond teruggegeven en daarmee voorzien van organisch materiaal.
Er zijn een aantal eigenschappen van groenbemesters die hier niet mogen ontbreken. Deze worden overigens in detail beschreven in het ‘handboek Ecologisch tuinieren‘. Hier een kort overzicht van de, naar mijn idee, belangrijkste positieve eigenschappen.
Bemesting en humusaanbreng
Door vertering van de wortelmassa en de rest van de plant in zijn geheel, dan wel deels gecomposteerd, in de bovenste laag onder te werken, worden de opgenomen voedingstoffen aan de bodem vrijgegeven.
Vasthouden van voedingsstoffen
Waar op braakliggende grond, door regen voedingstoffen uitspoelen naar de ondergrond, worden deze door planten juist opgenomen. Met het inwerken hiervan worden de voedingsstoffen weer vrijgegeven.
Beschikbaar maken van voedingsstoffen
Er zijn bepaalde typen groenbemesters die zo diep wortelen, dat verloren gewaande voedingsstoffen uit de ondergrond worden opgenomen. Deze komen bij het inwerken dan weer vrij in de bovenlaag.
Bescherming en verbetering bodemstructuur
Doordat de planten de bodem beschermen zal deze minder snel dichtslaan door harde regen. Tevens voorkomt het erosie van de grond doordat regen en wind nu geen vrij spel meer hebben.
Wees ervan bewust dat aangezien groenbemesters ook voedingsstoffen aan de grond onttrekken, deze in zekere zin de grond ook uitputten. Echter door de volledige plant terug te geven, door onderwerken en/of middels de compost, is het per saldo een positieve bijdrage van voedingsstoffen.
Hoewel ik hier spreek over de groenbemester, bestaat deze in de praktijk uit verschillende soorten gewassen. Dit onderscheid is nodig omdat alle verschillende soorten specifieke kwaliteiten hebben. Het is dan ook belangrijk om hier inzicht in te krijgen om zo te kunnen bepalen welke soort geschikt is in een bepaalde situatie. Een bestand met daarin een overzicht van de verschillende soorten groenbemesters met hun kwaliteiten kan hier worden gevonden.
Enkele richtlijnen die kunnen worden gehanteerd zijn de volgende:
- bij zure grond: lupine, boekweit
- om zware grond te luchten: phacelia, rogge
- om grond te ontsmetten: phacelia, witte mosterd, afrikaantje
- om organisch materiaal toe te voegen: phacelia, rogge, witte mosterd
- om stikstof in de grond te binden: klaver, luzerne, winterwikke, veldboon
- op zandgrond: zomerrogge, winterrogge, spurrie, lupine
(*) Dit zal ik op een later moment in meer detail beschrijven.